'De taal van elke overheid is in principe deze van het taalgebied waarin ze ligt.'
10 vragen - 2. Welke taal bij de overheid?
2. In welke taal kan ik bij de overheid terecht?
De contacten met de overheid gebeuren in principe in de taal van het gebied waarin ze ligt. In Vlaanderen is dat het Nederlands, in Wallonië het Frans of het Duits, in Brussel het Nederlands of het Frans. Die regel geldt meestal enkel voor de overheid zelf. Je bent dus zelf niet altijd verplicht om de officiële taal te spreken tegen de overheid. De ambtenaar zal in de meeste gevallen enkel in de officiële taal antwoorden en documenten zijn alleen in de officiële taal opgesteld.
België heeft, omwille van zijn staatsstructuur, heel wat bestuursniveaus. Er zijn de federale (centrale) overheid, de gemeenschappen en de gewesten, die elkaar deels overlappen, de provincies en de gemeenten. Met de ene overheid kom je al wat vaker in contact dan met de andere.
De taal van elke overheid is in principe deze van het taalgebied waarin ze ligt. Met andere woorden: de streektaal is de bestuurstaal. Die regel geldt altijd voor de overheid. Je kan er dus niet van uitgaan dat de ambtenaar jouw taal begrijpt. De overheid mag trouwens in de meeste gevallen enkel in de officiële taal antwoorden. De documenten van de overheid zijn ook enkel in de officiële taal opgesteld.
Bij de gemeente
De gemeente is het bestuursniveau dat het dichtst bij de mensen staat. Daar haal je je identiteitskaart af, krijg je informatie over de huisvuilophaling, moet je naartoe voor een adreswijziging, voor de aangifte van een geboorte, voor een huwelijk. Elke gemeente behoort tot een bepaald taalgebied en communiceert in de taal van dat taalgebied. Een gemeente in het Nederlandse taalgebied communiceert enkel in het Nederlands, een gemeente in het Franse taalgebied enkel in het Frans. In Brussel moeten inwoners zowel in het Nederlands als in het Frans bij de gemeente terecht kunnen.
Dezelfde taalregeling geldt voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s), die verbonden zijn met de gemeente. OCMW’s staan onder andere in voor betaalbare huisvesting en voldoende bestaansmiddelen voor mensen die het financieel moeilijk hebben.
TAALFACILITEITEN: DE UITZONDERING
Een bijzondere regeling is er in de faciliteitengemeenten. Deze gemeenten liggen in een eentalig taalgebied maar bieden ‘faciliteiten’ aan anderstalige inwoners. Zo heb je rond Brussel zes faciliteitengemeenten in het Nederlandse taalgebied, waar faciliteiten gelden voor Franstalige inwoners. In Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem kan een inwoner vragen om een bepaald document in het Frans te ontvangen. Deze gemeenten zijn niet tweetalig zoals de gemeenten in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Officiële berichten en mededelingen moeten er in het Nederlands en het Frans gebeuren, individuele communicatie gebeurt er in regel in het Nederlands maar kan als uitzondering ook in het Frans.
Over de bedoeling van de faciliteiten bestaat er vanaf het begin onenigheid. Voor Franstalige politici zijn het permanente taalrechten. Voor Vlaamse politici zijn faciliteiten een tijdelijk voorrecht voor nieuwkomers uit een ander taalgebied die de taal nog niet machtig zijn. De wetgeving zelf blijft vaag over de doelstellingen, zodat de tegengestelde interpretaties naast elkaar blijven bestaan. De regeling heeft mee gezorgd voor een sterk aanzuigeffect op Franstaligen (en anderstaligen) die in de groene Vlaamse Rand willen komen wonen, dicht bij Brussel. Daardoor is het taalevenwicht in deze gemeenten ondertussen verschoven. De meerderheid is er Franstalig of anderstalig en heeft zich niet aangepast aan het Nederlandstalige karakter van de streek. Dit zorgt voor politieke discussies over het taalstatuut van deze zes gemeenten.
Ergernis
Over de taalregels aan het gemeenteloket in de Vlaamse Rand heerst bij sommigen ongenoegen of onbegrip. Waarom spreken de ambtenaren niet gewoon Frans of Engels? De meeste Vlaamse ambtenaren kennen deze talen toch? Het principe 'streektaal = bestuurstaal' wordt echter zowat overal ter wereld aanvaard. In de Spaanse gemeentehuizen spreekt men ook geen Frans of Engels. In de Zwitserse stad Genève kan je enkel in het Frans terecht, ook al huisvest de stad, net als Brussel, heel wat internationale organisaties (VN, WHO, UNAIDS, WTO). In het Franse taalgebied in België wordt ook geen Nederlands gesproken.
Door de nabijheid van Brussel denken expats dat ze aan het loket ook in het Frans geholpen kunnen worden. De weigering van ambtenaren om een andere taal (Frans of Engels) te spreken dan de officiële taal (het Nederlands) wordt al snel geïnterpreteerd als een pesterij van de Nederlandstaligen.
Veel Vlamingen interpreteren het gebruik van het Frans dan weer als het toekennen van nieuwe taalfaciliteiten en een gebrek aan respect voor de officiële bestuurstaal en Belgische staatsstructuur.
Door de ervaringen met de snelle verfransing van Brussel, vrezen de Vlamingen dat hetzelfde zou kunnen gebeuren met de Vlaamse Rand rond Brussel. Daarom voert de Vlaamse overheid een beleid om het Vlaamse karakter van deze regio te vrijwaren en Nederlands leren en gebruiken te bevorderen.
Veel Vlamingen ergeren zich tot slot aan de eenzijdigheid van dit debat. Nederlandstaligen die naar het Franse taalgebied van België verhuizen, hebben er vaak geen probleem mee om het Frans te leren en te spreken met de lokale overheid. De massale migratie van Vlamingen naar het rijke industriële Wallonië van de 19e en begin 20e eeuw heeft daar nergens geleid tot vernederlandsing of vervlaamsing.